Frederik van Heek



Foto: Nell Herbert, Haarlem

Door Jeroen Winkels

Fré van Heek was de eerste hoogleraar sociologie in Nederland en oefende grote invloed uit op de ontwikkeling van het vak; vooral door in een aantal studies de kloof te slechten tussen sociografie en sociologie. Een prachtig voorbeeld van zijn ambitie om feitenkennis te combineren met sociologische theorie is Het geboorteniveau der Nederlandse Rooms-Katholieken (1954) waarover jarenlang een vurig debat is gevoerd.

Van Heek groeide in Enschede op in een welgestelde, vrijzinnig Nederlands Hervormde textielfamilie. Hij volgde de Hogere Handelsschool en was voorbestemd om een rol te spelen in het familiebedrijf (Van Heek & Co was destijds de grootste industriële onderneming van Nederland). Een universitaire studie was nogal een stap. Zijn vader: “Je mag wel gaan studeren, als je maar niet gelooft wat die rode professoren je vertellen”. Van Heek koos in 1925 voor economie aan de Universiteit van Amsterdam, waar de sociograaf Steinmetz en de economisch historicus Posthumus inspiratiebronnen werden. Vooral na de crisis van 1929 werd hij ook sterk door het sociaal-democratisch gedachtegoed aangetrokken.

Na zijn studie ging hij aan de slag bij de Twentsche Overzee Handel Maatschappij en werd hij naar Oost-Afrika uitgezonden. Daar besloot hij zijn hart te volgen: de wetenschap. Hij startte met een proefschrift over Westerse techniek en maatschappelijk leven in China en verbleef hiervoor ruim zes maanden in China. In 1935 promoveerde hij bij Ter Veen, die Steinmetz was opgevolgd. Een jaar later volgde De Chineesche immigranten in Nederland en werd Van Heek privaatdocent economische aardrijkskunde.

In 1940 werd Van Heek directeur van het Instituut voor Sociaal Onderzoek van het Nederlandse Volk (ISONEVO), een onderzoeksinstituut dat tot eind jaren vijftig een bijzondere rol speelde bij de uitbouw van de verzorgingsstaat. Van Heek had – in het kielzog van Ter Veen, die sterk betrokken was bij de ontwikkeling van de drooggelegde Zuiderzeepolders – in 1938 al geschreven over De economische en sociale problemen in de Wieringermeer. Als ISONEVO-directeur bleek hij een uitstekend organisator te zijn. Hij entameerde er grote projecten en hield de uitvoering nauwgezet in de gaten. In 1945 verscheen Stijging en daling op de maatschappelijke ladder. Een onderzoek naar verticale sociale mobiliteit. Dit werd de start van wat zou uitgroeien tot de Leidse School, die een stevige traditie op het terrein van het stratificatieonderzoek vestigde en waarvan De Nederlandse Beroepsstratificatie. Sociale stijging en daling in Nederland (1958) een hoogtepunt is.

Van Heek werd in 1948 hoogleraar sociologie aan de Verenigde Faculteiten van Rechten, Letteren en Wijsbegeerte van de Rijksuniversiteit Leiden. Hij was er vele jaren directeur van het Sociologisch Instituut. In de jaren vijftig én zestig speelde hij een belangrijke verbindende rol in de Nederlandse sociologengemeenschap. Zo was hij twintig jaar lang redactielid van Mens en Maatschappij en van 1938 tot 1959 secretaris van de NSV. Een wapenfeit als bestuurder was zijn werk om in de Wet op de Hoger Onderwijs van 1960 geregeld te krijgen dat er Faculteiten Sociale Wetenschappen konden worden opgericht. Daarnaast beijverde hij zich eveneens met succes voor de vestiging van hoger onderwijs in zijn geboorteregio.

Van Heek schreef circa vijftig publicaties, bijna allemaal gebaseerd op gegevensverzameling in Nederland. De studies kenmerken zich door methodisch-technische degelijkheid, theoretische vindingrijkheid en maatschappelijke bruikbaarheid. Een voorbeeld daarvan is het in 1968 verschenen Verborgen Talent. Milieu, schoolkeuze en schoolgeschiktheid. Deze door wetenschappelijke nieuwsgierigheid gedreven studie beïnvloedde het latere (onderwijs)beleid flink. Op rationele wijze ingrijpen in de maatschappelijke werkelijkheid, dat paste de sociologie. Tegelijkertijd bleef hij de strenge wetenschapper, onafhankelijk in zijn oordeel en niet gemakkelijk voor studenten bij examens. Van Heek was overigens veel meer onderzoeker dan docent. Hij, gereserveerd en hoffelijk, voelde zich in kleine groepen meer op zijn gemak dan in hoorcolleges.

Al jong zag van Heek de maatschappelijke kwetsbaarheid van de Twentse textielindustrie met eigen ogen. De sterke sociale ongelijkheid nam hij van dichtbij waar en het sterkte hem zijn leven lang in de overtuiging dat planmatig handelen sociale misstanden die het gevolg waren van een te vrij liberalisme kon bestrijden. Van Heeks’ werk is doordrenkt van de gedachte dat niet sociaal milieu, maar opleiding, kennis en vaardigheden sociale posities zouden moeten bepalen. Van Heek sloeg andere paden in dan in zijn familie gebruikelijk was, maar zette zich nooit tegen zijn Twentse afkomst af. Hij ging er ook onmiddellijk na zijn emeritaat weer wonen en overleed er in 1987.