Jaap Dronkers



Foto: Frederike Esveld

Door Marc Vermeulen

Dronkers is voor velen een inspirerende leermeester, met veel oog voor empirisch onderzoek dat theoretisch gefundeerd is. Hij is ook een dwarse, onafhankelijke denker, die bijdraagt aan popularisering van de sociologie (via pers, debat en hier en daar een relletje). Dat leidt soms tot tegenwind, die hij vervolgens behendig gebruikt om de sociologische vlieger nog wat hoger te doen gaan. Het feit dat hij zichzelf daar zo voor inzet maakt hem een waardig laureaat.

Jaap Dronkers (1945) studeerde sociologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Na zijn afstuderen vindt hij werk als wetenschappelijk medewerker voor de onderwijsvernieuwing van de subfaculteit sociaal-culturele wetenschappen bij de VU. Hij doet daar ook zijn promotieonderzoek en verdedigt in 1976 bij De Groot en Kuiper Hzn. zijn proefschrift Studenten en hun onderwijs; een onderzoek naar de wisselwerking tussen universitair onderwijs en studenten. In 1976 stapt hij over van de VU naar SISWO o.a. met als opdracht om de samenwerking tussen onderwijssociologen te bevorderen. In 1986 wordt hij universitair hoofddocent aan de Katholieke Universiteit Brabant (Tilburg) ter vervanging van de Moor die daar rector magnificus werd. Na enkele jaren keert hij terug naar Amsterdam, maar nu naar de Universiteit van Amsterdam als hoogleraar onderwijskunde. In Amsterdam werd Dronkers naast wetenschapper ook bestuurder bij SCO Kohnstamm en bij de faculteit. In 2001 wordt hij aangesteld aan het Europees Universitair Instituut in Florence, met name vanwege zijn internationaal vergelijkend werk op het gebied van sociale stratificatie. Na terugkeer in Nederland in 2009 wordt hij hoogleraar aan de Universiteit van Maastricht waar hij zich richt op onderzoek naar onderwijsprestaties en sociale ongelijkheid.

Het verbindende thema in zijn omvangrijke werk is hoe mensen hun plek verwerven in de samenleving en de centrale rol die onderwijs daarbij speelt. Hij bestudeert klassieke vraagstukken als de relatie tussen sociale klasse en onderwijsprestaties en de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Maar hij kijkt ook naar minder alledaagse kwesties, zoals de effecten van echtscheiding op schoolresultaten van betrokken kinderen of de manier waarop de adel zijn sociale positie vestigt en verdedigt.

Een belangrijke bijdrage van Dronkers aan de sociologie is dat hij deze in meerdere opzichten uit haar isolement heeft gehaald: het soms zelfgekozen isolement van de bestudering van onderwerpen die maar voor een klein publiek herkenbaar zijn, het isolement van een wetenschapsbeoefening die zich binnen de muren van de universiteit afspeelt en het isolement van een sociologie die alleen binnen de eigen discipline op zoek gaat naar inspiratie en verklaringsgronden. Dronkers kiest zijn onderwerpen met een goed gevoel voor maatschappelijke actualiteit, zoekt de confrontatie met de samenleving en doorbreekt grenzen tussen wetenschappelijke disciplines. Het past bij hem om tamelijk onbevangen een nieuw veld te betreden en als hij daar wat bulten en schrammen oploopt niet terug te trekken maar juist extra inspanningen te plegen en de discussie op te zoeken in plaats van uit de weg te gaan.